Ze zag het zandpad

veranderen

in straatstenen.

Paard en wagen

werden

blik en benzine,

plastic en elektrisch.

Wierook en pijp

verdwenen,

gebakken brood

bleek blijvend.

Net als de geur van

geboorte en

dood.

Ze was thuis,

generatie na

generatie, voor

kroelende duiven

in haar kruin,

verstopte vleermuizen

in een bastholte.

Ontelbare insecten,

van luizen in de top

tot pissebedden

aan haar tenen,

met zeegeest tussen

hun schilddelen.

Ze doorstond stormen,

die takken en bladeren

vooruit bliezen

en terug rukten,

zo krachtig dat haar wortels

bewegen wilden.

Haar stam bleef stram

zonder te splijten.

Dan was ze blij, zo blij

kleiner te zijn

dan de kerk, met de

vonkende

dolgedraaide haan.

Ze was ooit gladder,

zoveel smaller

dan haar dunste tak.

Stond tussen zusters

in de boomgaard,

sappen stroomden

onbekommerd

door schimmels over

en weer.

Tot de spade kwam,

haar stam gestut

tussen palen,

zo kreeg ze haar plek

aan de weg.

Nu ziet ze de rivier

die ze vroeger slechts rook.

Ze ziet de molenwieken

die ze eerder alleen hoorde.

Overziet de binnenpolder

tot aan Den Hout.

Haar zusters voelt ze nog vaag,

het zijn slechte jaren.

Maar ergens in een bos

is hun moederboom,

ze weet het gewoon.

www.ilsevandenbussche.nl