Made – ”Ons vader declameerde aan ons altijd dit versje over de Torenhaan. Ons zijn trouwens: Walthera Sterkens, Rianne Dilven-Sterkens, Anja Polak-Sterkens en ik,” aldus Franska Maton. “En ons vader was Toon Sterkens. Het versje van de torenhaan schoot mij ineens te binnen toen ik vorige week zaterdag bij de opening van De Bernardus die ‘gouden haan’ ineens terugzag, blinkend in de zon en op de begane grond. Die schittering deed in mij spontaan dit gedicht opborrelen. Kan het Made niet onthouden.”
Door Michiel Peeters
Het verhaaltje, versje, dat Toon Sterkens zijn dochters leerde, en later aan zijn kleinzoon Mike Dilven, mag niet vergeten worden, vonden de vier zussen op het wekelijkse koffie-uurtje. Toon Sterkens overleed een jaar geleden. Een mooi eerbetoon aan Toon, die het vers altijd met veel plezier declameerde. Nu kan Made er ook van meegenieten.
De Toren haan
Moet je horen op die toren, op die toren staat een haan
een haan met gouden veren, dag en nacht te koketteren,
en de dorpse kippenschaar, ik denk wel duizend bij elkaar,
keek eerbiedig na die hanentoren op.
Kieleka, zei een patrijsje een lieftallig parelgrijsje,
ik respecteer die meneer,
maar een barnevelder zei: van een stoer geslacht zijn wij!
Maar die haan staat bovenaan zo heel hoog en vrij, hem behoord de heerschappij.
Jan de wind die hoorde dit, Jan die stijf vol grappen zit,
en zei tot storm Hein,
Hein hoor eens, het zal zo aardig zijn
haal jij die gouden haan tegen het dorpspleintje aan.
Goed zei Hein, jij krijgt je zin en hij vloog de wijde wereld in,
moet je horen van die toren, van die toren woei de haan,
woei de haan met gouden veren
maar de kippenschaar had schik
want die haan die was van blik.